Evy wachtte net buiten de poort van Forthaven op de jongen waar ze, klaarblijkelijk, mee op pad moest. Ze had een groenbruine rugzak om, makkelijke kleren aan, een riem met een pistool en een mes, en stond nu met halftoegeknepen ogen tegen de zon om zich heen te kijken. Het was de eerste keer dat ze weer buiten de poort was sinds hun aankomst. Ze had haar donkere haren in een lange vlecht gebogen, en die lag nu op haar rug, terwijl een paar losse plukjes door de wind in haar zicht werden geblazen. Ze irriteerde zich ontzettend aan mensen die te laat kwamen, en zich er vaak ook nog eens niets van aantrokken. En ze hoopte al helemaal niet dat de jongen, Jason, bedacht ze zich plotseling, zo'n opgezet joch zou zijn, die alleen aan zichzelf dacht, of helemaal van zichzelf weg was. God wat haatte ze die mensen. Met een snel gebaar veegde ze de losse haarlokken uit haar gezicht, en keek ze weer naar de poort.